In haar presentatie/lezing voor het Nivoz bespreekt Janeke Wienk het begrip ‘zelfregulering’ een onderdeel van 21e-eeuwse vaardigheden: “wat zou dat zijn. Website SLO (landelijk kenniscentrum): iets wat je nodig hebt om autonoom te zijn en om opdrachten die jou worden gegeven niet zomaar op te volgen. Maar zelfregulering wordt binnen het onderwijs snel uitgelegd als leren en dan kom je al snel terecht in planning, studieplanning en dan kom je terecht in een leven lang leren.” Wienk zegt niet zoveel te hebben met 21e-eeuwse vaardigheden en daar sluit ik me bij aan. Heel mooi vind ik ook dat ze zegt: “Creatief denken is niet hetzelfde als kunst”. (Mede hierom ben ik gekant tegen uitspraken als “Children making Art”. Niemand kan kunst maken, alleen kunstzinnig bezig zijn. Als iets al tot kunst verheven wordt dan zijn daar uitermate veel factoren bij betrokken. Nog afgezien van de vele kunstwerken die jaren of zelfs eeuwen later pas al dusdanig (h)erkend zijn afhankelijk van context, criteria, ect.)
Regulering is ook een bijna technische term, alsof er een onderdeel van jezelf naar jezelf kijkt en vervolgens dat zelf gaat reguleren. Betekenissen van reguleren op het web: schikken, afspreken, in goede banen leiden. De vraag is dan wat schik je, wat spreek je af en wat leid je in goede banen? Dat ‘wat’, waar komt dat vandaan? Gezien dat het ‘wat’ zo in eerste instantie van buitenaf lijkt te komen is het de vraag of dit daadwerkelijk autonomie bevordert of de schijn van autonomie wekt doordat het gevat wordt in leren. Daarbij als je opdrachten niet zomaar opvolgt - “klakkeloos aanwijzingen of voorschriften volgen” staat op de SLO website - is er dan nog sprake van nieuwe informatie of desnoods uitwisseling als een en ander steeds mogelijk een discussie wordt? Staat autonomie gelijk aan het constant in twijfel trekken van het aangebodene? Is dat hetzelfde als verantwoordelijkheid nemen voor het eigen handelen?
Als ik zo even wat surf wordt autonomie in veel gevallen uitgelegd als het eigen handelen los van de ander. Zelfbestuur, eigen wettelijkheid, zelfstandigheid, zelfredzaamheid bijvoorbeeld. Maar eenvoudig blijkt het bepaald niet, gezien de behoorlijk lange omschrijving alhier:
Interessanter en mogelijk praktischer is misschien een ander woord voor zelfregulering: zelfbeschikking. Daarmee bedoel ik dat het zelf niet een ongrijpbaar iets is dat onderhevig is aan impulsen van buiten en direct reageert op vermeende behoeftes. Verantwoording kunnen dragen voor het eigen handelen dient van binnenuit te komen denk ik en niet afhankelijk te zijn van een reactie op iets dat van buiten komt met als gevolg dat er een schikking plaats vindt. De vraag is ook of autonomie in een dergelijke opvatting wenselijk is omdat: “Het individu zal zich altijd moeten verhouden tot de oriëntaties of culturele horizonten die hem worden aangereikt, zeker in het begin van zijn groei als individu.” Des te meer omdat: “want geen enkel individu kan de inhoud van een normatieve oriëntatie uit zichzelf putten” (Biesta, 2019).
Nu dus de vraag in welke mate dit van toepassing is, of beter gezegd wenselijk is in de muziekles met jonge kinderen. Omdat we daar samen zijn met een reden: muziek maken, nieuwe muzikale elementen ontmoeten, en omdat we met een groep zijn en dus rekening dienen te houden met de anderen, denk ik dat er zeker een basis gelegd kan worden voor een vorm van (muzikale) zelfbeschikking hetgeen inhoudt zelfstandig te handelen binnen een groep zonder het zelf voorop te zetten *. Door bijvoorbeeld te ervaren dat het niet per definitie nodig is meteen te reageren op iets wat aantrekkelijk is of iets wat je meteen hebben wilt. Door te letten op of te kijken naar de ander. Allemaal onderdeel van samen muziek maken. Van belang is wel dat in de muziekles hier ruimte voor wordt geboden. Dat wil zeggen dat de didactiek hierin moet voorzien en je er niet vanuit moet gaan dat het er al zomaar is.
Het handelen in de muziekles is heel vaak een handelen samen met de ander. Of in ieder geval met de ander in het blikveld. Het gaat dus niet om autonomie hetgeen de ander los ziet van het eigen handelen (zie boven). Zelfbeschikking zorgt ervoor dat het zelf niet afhankelijk is van impulsen van binnen of buitenaf maar een min of meer beheerst zelf handelt te allen tijde met de ander in het vizier. Dus niet zomaar een eendje afpakken, maar vragen en/of ruilen. Wachten op je beurt. Je hoeft niet mee te trommelen, kijken en/of luisteren mag ook, maar niet overal doorheen gaan spelen en/of rennen. Hierbij is het van belang dat er de zekerheid is binnen de groep dat je aan bod komt. Gevoelens van onzekerheid en onveiligheid kunnen ervoor zorgen dat de impuls om te krijgen wat er wordt aangeboden, bijvoorbeeld twee eendjes of een trommel, een kindje anderen opzet duwt om bij de begeerde zaken te komen voordat er niks meer is. Pedagogisch gesproken is het dus van belang dat een docent bijvoorbeeld altijd voldoende materiaal bij zich heeft. (Daarom wil ik altijd weten hoeveel kinderen/volwassenen er in een les, workshop zijn.)
Interessant is ook dat alle ouders en kinderen vanzelf in een cirkel gaan zitten. Ik heb daar in het verleden wel eens opmerkingen over gehad waarom dat ‘moet’. “Waarom kan iedereen niet gaan zitten waar hij of zij wil?” Het mooie is dat het nooit een moeten is geweest maar iets dat vanzelf ontstaat. Door de cirkel is iedereen gelijk, kan iedereen alles en elkaar zien en wordt er impliciet duidelijk gemaakt dat we daar met elkaar zijn en niet op een eigen eilandje ergens in een hoekje. Hoewel soms dat hoekje even nodig is om te kijken, te wennen aan een nieuwe groep, aan een nieuwe situatie. Wederom het is altijd en/en. En dat wil ook zeggen dat als iemand met een betere term komt ik daar voor open sta.
“Je verhouden tot de realiteit van de ander en het andere een kwestie van (zelf)begrenzing.”
Lezing Gert Biesta 15 maart 2019, Symposium: Ecologisch bevraagd en pedagogisch uitgedaagd?
* Philippe Meirieu (2007, p.96) “Un élève-sujet est capable de vivre dans le monde sans occuper le centre du monde.”