Materiaal staat altijd in dienst van muzikale elementen. In dit geval was er eerst het materiaal en toen de activiteit, dus eigenijk de omgekeerde wereld. Maar het materiaal - de hartjes - is zo aantrek-kelijk dat er iets voor gemaakt moest worden. Manuela Korver heeft toen een voor de doelgroep - kinderen 2 tot 4 jaar - toepasbaar liedje gemaakt.
‘Bom doet mijn hart’ is een eenduidige muzikale activiteit geworden met als muzikaal doel synchronisatie. Synchronisatie kan dus onder het kopje muzikale vormingsdoelen worden geplaatst. Door middel van synchronisatie biedt je een mogelijkheid aan tot vorming van het maatgevoel, een mogelijkheid tot het temporeel kunnen aansluiten. Synchronisatie is letterlijk synchroon, gelijk lopen met de muziek die word aangeboden. De tekst is bom bom bom bom en het tikken van het rode hartje gaat daarmee gelijk.
Het tempo dat in eerste instantie kan worden aangeboden is een gemiddeld tik tempo in de groep. We kunnen hier spreken van een gemiddeld persoonlijk tempo. Het ‘natuurlijke’ tempo van de kinderen is toch een wat problematische term omdat ‘natuurlijk’ al snel als biologisch in marmer gebeiteld wordt uitgelegd. En daar kunnen dan claims aan vast worden gekoppeld die een vrij muziek maken belemmeren. 
Tikken met het hartje op het hart is eigenlijk dat wat deze activiteit aanbiedt. Daarbij zit er geen stopmoment, het hart gaat gewoon door als het liedje is afgelopen. Normaal stopt alles bij het einde van een liedje wat prima is om begin en einde te ontmoeten in de muziekles. Nu is het een leuke variatie om iets anders aan te bieden: de muziek stopt maar de beweging gaat door. Gelijk het hart dat altijd doortikt. Er kan tijd worden ingeruimd voor het “zoeken” naar het hart alvorens het lied te beginnen.
Juist omdat er een bepaald gemiddeld persoonlijk tempo in de les kan worden aangeboden n.a.v. wat de kinderen laten zien is de afwijking van dit tempo in een later stadium van belang voor de muzikale vorming. Wat je aanbiedt is dan de mogelijkheid om te synchroniseren en als dat ervaren en gevoeld is dan kan je naar andere tempi toe gaan. Altijd hetzelfde tempo aanbieden omdat dat ergens onderzocht is en omdat dat goed bij de kinderen aansluit is maar tot op zekere hoogte muzikaal pedagogisch houdbaar. Als het goed gevoeld is dan kan je verder. Hangt mede af van de activiteit en hangt af waar de groep is. Context is belangrijk. Hier blijft natuurlijk altijd een zwevend element : we zullen nooit weten of het tempo daadwerkelijk goed gevoeld is. We kunnen niet voelen wat de kinderen voelen. De enige mogelijkheid om dit enigszins te weten is dat wat de kinderen terug geven. Letterlijk: tikt het hartje in het zelfde tempo mee met het liedje. Hetgeen uiteraard weer afhankelijk is van het tempo dat de docent aanbiedt.
Een vervolg zou kunnen zijn een tempo dat sneller is dan het aangeboden eerste tempo. Door eerst een activiteit te doen waarbij we ook een stukje rennen, zit de energie hoger en klopt ons hart sneller. De ademhaling gaat ook sneller en dat gebruik ik als aanleiding om het liedje in te zetten, vaak ook als we nog staan, op een hoger tempo. Dit betreft een aansluiten bij de realiteit van dat moment en hopelijk geeft dit betekenis aan het sneller kloppen van het hartje.
Puristen zouden mogelijk opmerken dat het getik van het hart dan maar met 1 hand plaats vindt en dat het belangrijk is dat beide handen iets te doen hebben voor de ontwikkeling van … etc. In het dagelijks leven doen we ook niet altijd en alles met twee handen dus waarom in het muzikale vormingsproces dan wel? Het is geen enkel probleem om een keer een activiteit aan te bieden waarbij 1 hand gebruikt wordt. Daarbij is het ook mogelijk om met de andere hand het hart van bijvoorbeeld de ouders/verzorger ‘te laten kloppen’. Op die manier kan de andere hand alsnog ritmisch worden ingezet. Maar dit zou zeker niet moeten voortkomen uit een soort dogma.
Het hart is de zetel van liefde en compassie. Het aanbieden van een muzikale hart-activiteit is denk ik daarom heel mooi.